Het Openbaar Ministerie en de rechtbank in Maastricht pakten Thijs H. bij zijn strafzaak hard aan door hem afgelopen donderdag te veroordelen tot achttien jaar en tbs wegens drievoudige moord. Maar niemand gaf hem zo direct de wind van voren als de tweelingzus van Diny Meeuwsen, een van de drie willekeurig gekozen slachtoffers die mei 2019 door H. werden gedood.

Ze eiste dat de dader haar recht aankeek terwijl ze sprak. Dat deed hij gehoorzaam. De tweelingzus hield een doosje met as omhoog en riep: “Diny zit hier in een blikje. Dankjewel! Je bent een moordenaar, een seriemoordenaar. Je zocht op internet op hoe het is om iemand te steken. Nou, hoe voelde het? Voelde het goed?”

Het leven van Diny’s zus werd op zijn kop gezet op 7 mei 2019, de dag van de moord. Sinds hun geboorte, 63 jaar daarvoor, hadden de zussen een sterke band. Ze kletsten, wandelden met de honden en gingen samen met hun partners op vakantie. Ze hadden die speciale band die tweelingen vaker beschrijven. Zelfs op afstand van elkaar voelden ze het als er iets met de ander aan de hand was. Zo ook die dinsdag 7 mei.

En toch, waar Diny’s man en dochter een vergoeding van affectieschade krijgen, is het verzoek van haar tweelingzus afgewezen. De rechtbank begrijpt het verdriet, maar ziet geen wettelijke mogelijkheden voor het veroordelen van H. tot betaling.

Diepe band
“Frustrerend en schrijnend”, vindt Sébas Diekstra, advocaat van de tweelingzus. Diekstra vindt het vreemd dat een partner sinds heel kort nu meer rechten heeft dan iemand die levenslang met een slachtoffer verbonden is. Volgens hem laat de wet de rechter nu juist enige vrijheid om te bepalen wie buiten partners, kinderen en ouders vanwege een diepe band eventueel nog meer in aanmerking zouden kunnen komen voor een vergoeding voor affectieschade. “Het gaat haar niet om de 17.500 euro: daar krijgt ze haar zus niet mee terug. Het gaat haar wel om erkenning van haar leed via dat bedrag.”

Siewert Lindenbergh, hoogleraar privaatrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, benadrukt dat de mogelijkheid om een vergoeding voor affectieschade te krijgen in Nederland pas anderhalf jaar bestaat. Lindenbergh promoveerde in 1998 op het onderwerp smartengeld. “Dat kenden we toen wel, maar we deden er niet zo veel mee. Affectieschade verdeelde Europa destijds nog. In een deel van de landen maakte het al onderdeel uit van het rechtssysteem, in andere landen niet. Dat is de afgelopen twintig jaar veranderd.”

Volgens Lindenbergh heeft dat onder meer te maken met de toegenomen aandacht voor slachtoffers en nabestaanden. “Die hebben hun plek gekregen in het strafrecht, maar ze kunnen zich sinds 2011 ook makkelijker voegen in een strafproces met civielrechtelijke eisen. De veroordeelde moet een toegekende vergoeding betalen. Als dat niet binnen acht maanden gebeurt, doet de overheid dat en die zal daarna het bedrag alsnog op de veroordeelde proberen te verhalen.”

Een vergoeding voor affectieschade is volgens hem “vooral een symbolisch gebaar. Het hoeft niet in de miljoenen te lopen. De bandbreedte tussen 12.500 en 20.000 euro is in lijn met bedragen in ons omringende landen. De hoogte is afhankelijk van wat de schade heeft veroorzaakt, de relatie tot het slachtoffer en de diepte van die relatie. Hoe meer onderscheiden de wetgever daar maakt, hoe groter de kans op grensgeschillen”.

Het afbakenen van de groep die aanspraak kan maken op affectieschade was een van de hete hangijzers bij de totstandkoming van de wetgeving. “Waar trek je een grens in een land waar alle mogelijke samenlevingsvormen voorkomen? Het zijn partners, ouders en kinderen geworden. Ook bij hen is het geen automatisme. Als de band al lang heel slecht was, kan niet worden toegewezen. Al vrij snel ontstond er discussie over stiefouders en stiefkinderen, die hun band niet juridisch hebben vastgelegd.”

Broers en zussen worden niet genoemd in de wet. Mensen kunnen wel een beroep doen op de zogenaamde hardheidsclausule, als ze toch een bijzonder nauwe band hadden. Lindenbergh: “Denk aan broers en zussen die langdurig met elkaar samenwonen en voor elkaar zorgen.” In de zaak-Thijs H. zei de rechtbank duidelijk dat het ontbreken van zo’n relatie meespeelde bij de afwijzing.

Vragen aan de minister
Mogelijk brengt de politiek een verandering teweeg. Tweede Kamerlid Michiel van Nispen (SP) heeft naar aanleiding van de zaak-Thijs H. vragen gesteld aan minister Sander Dekker (Rechtsbescherming). Hij wil onder meer weten wat er nu is geregeld op het gebied van affectieschade voor broers en zussen en waarom. En of de minister het niet tijd vindt om ze ook in aanmerking te laten komen voor een vergoeding. Dekker liet op 27 juli weten iets meer tijd te nemen voor de antwoorden dan de gebruikelijke termijn van drie weken.

Volgens hoogleraar Lindenbergh moet een nog jonge wet altijd even tijd krijgen. “Op den duur vormt zich dan vanzelf jurisprudentie die meer duidelijkheid geeft over de grensgevallen.” Advocaat Diekstra verlangt sterk naar een uitspraak van het hof. “Die zal er ook komen, want het lijkt in deze zaak vrijwel zeker dat er een hoger beroep volgt.”

(Bron: NRC)